Op de Molengracht, nu.
(gaat dat zien!)
(gaat dat zien!)
De stad herbergt een
boom zo mooi,
ik kan er haast niet tegen.
Wanneer ik hem passeer, zijn tooi
kan ik niet meer bewegen.
Dan blijf ik op mijn trappers staan,
met open mond hem gadeslaan.
Zijn gloed zakt als een zegen
in me neer -
ik ben voldaan.
Het is alsof ie lacht,
het is een grote gele maan
in Zutphen op de Molengracht,
het is of alle straten, al het water,
alle stegen
rondom die boom ontworpen zijn
ach, hij verdient zijn eigen plein:
het is een Gouden Regen.
ik kan er haast niet tegen.
Wanneer ik hem passeer, zijn tooi
kan ik niet meer bewegen.
Dan blijf ik op mijn trappers staan,
met open mond hem gadeslaan.
Zijn gloed zakt als een zegen
in me neer -
ik ben voldaan.
Het is alsof ie lacht,
het is een grote gele maan
in Zutphen op de Molengracht,
het is of alle straten, al het water,
alle stegen
rondom die boom ontworpen zijn
ach, hij verdient zijn eigen plein:
het is een Gouden Regen.